-
1 een transactie afsluiten
een transactie afsluiten -
2 transactie
♦voorbeelden:een transactie aangaan • conclure un marchéeen transactie afsluiten • passer un marché -
3 ein Geschäft festmachen
-
4 festmachen
festmachen1 (af)meren, aanleggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vastleggen ⇒ bepalen, overeenkomen♦voorbeelden: -
5 affaire
1 [zaak, aangelegenheid] affair ⇒ 〈 liefdes-〉 (love) affair, 〈 handelszaak〉 business, 〈 transactie〉 business, 〈 transactie〉 deal, 〈 transactie〉 transaction2 [rechts/politiezaak] case♦voorbeelden:1 nou, een mooie affaire • here's a fine kettle of fish!affaires afsluiten • transact business
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский